76 – Thé Tjong Khing, leerling van mijn grootvader
Staande voor de boekenkast pakt mijn moeder steevast het boek ‘De dag dat de zee weg was’ met tekeningen van Thé Tjong-Khing. Dan wijst ze op een paar zinnen die zij zelf op de eerste bladzijde geschreven heeft: ‘Thé is een schoolgenoot uit Bandung. Thé met Hans in de laatste klas en ik in de eerste klas van het Lyceum’. Zo blijft de naam ‘Thé Tjong-Khing’ in mijn geheugen hangen. Sinds een paar jaar verdiep ik mij in de bijzondere loopbaan van mijn grootvader Jack Zeijlemaker. Ik doorzoek zijn archief en herken opeens de naam van Khing op cijferlijsten van leerlingen. Mijn grootvader krijgt in 1947, midden in een roerige periode van de geschiedenis van Nederlands-Indië/Indonesië, van het toenmalig Ministerie van Onderwijs en Eredienst de opdracht om samen met Simon Admiraal het ‘Academisch Instituut voor Opleiding van Teekenleraaren, vallend onder de faculteit van technische wetenschappen te Bandung, van de Universiteit van Indonesië’ op te zetten.
President Soekarno heeft aangegeven dat er opleidingen voor leraren moeten komen om het land op te bouwen. Leven en werk van mijn grootvader, voor én na de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië/Indonesië vind ik een boek waardig en vanaf 2020 vergaar ik informatie, interview oud-leerlingen en duik in talloze archieven om het verhaal compleet te krijgen. Tja, en dan sta je medio 2023 opeens in Haarlem en belt aan bij het naambordje Thé Tjong Khing.
Khings echtgenote doet open. Achter haar daalt een rijzige man kaarsrecht de trap af. In de huiskamer verontschuldigt hij zich meteen en zegt dat hij ‘niets’ meer weet van die tijd. Ik merk op dat we samen vast een heel eind komen. Vandaag gaat het mij om de link tussen mijn grootvader en Khing. In 1953 meldt Thé Tjong-Khing zich in aan voor de opleiding ‘Pendidikan untuk Guru Seni Rupa’ die inmiddels onderdeel is van de Universitèt Indonesia.
Khing is 20 jaar als hij aan de opleiding begint. Hoewel in 1952 een circulaire uitgaat dat al het onderwijs in het Indonesisch moet worden gegeven, is het onderwijs in de praktijk tweetalig. In de Nederlandstalige krant de Nieuwsgier van 29 oktober 1952, meldt prof. Soepomo, president van de universiteit, dat ‘aangezien hieraan nog geen uitvoering kan worden gegeven, aan buitenlandse hoogleraren vergunning wordt verleend om te doceren in een voor studenten verstaanbare taal, tot op heden het Nederlands’.
Mijn grootvader vertelde vroeger wel dat hij dikwijls na de les in het Indonesisch, deze nog eens dunnetjes overdeed in het Nederlands, want de leerlingen begrepen het anders niet. Zowel mijn grootvader als de leerlingen spreken in die tijd Maleis en nog geen standaard Indonesisch. Khing vertelt dat hij in die tijd thuis ‘zogenaamd Nederlands’ spreekt, ‘net als tante Lien,’ voegt hij eraan toe en vervolgt ‘van het Indonesisch begreep ik niks’. Gelukkig waren er veel praktijkvakken en behaalt Khing goede cijfers. Ik laat hem enkele cijferlijsten zien. Khing is helemaal enthousiast en uitermate verrast dat hij een 9 heeft voor het vak dat mijn grootvader geeft ‘seni terikat’ (gebonden kunst) en een 7 voor decoratieve kunst.Samen bekijken we een afscheidsalbum voor mijn grootvader met foto’s en tekeningen van studenten. Daarin zien we ook foto’s van leerlingen in klaslokalen en tijdens uitstapjes.
Khing krijgt de smaak te pakken en snelt naar boven, want hij heeft ook nog een fotoalbum uit die tijd. Hij herkent steeds meer medestudenten. Soms leest hij de namen hardop en voegt eraan toe: ‘Die kon helemaal niet tekenen!’ We zien foto’s van studenten en docenten (waaronder mijn grootvader) in de dierentuin. Khing herinnert zich die uitstapjes wel. Hij vond ze helemaal niet leuk. Hij tekende veel liever filmsterren. Dat deed hij al toen hij als kind regelmatig de bioscoop in Bandung bezocht.
Khing maakt de studie aan de Akademi Seni Rupa, zoals de opleiding vanaf 1954 heet, niet af. Hij vindt het niet leuk en kan de lessen in het Indonesisch niet goed volgen. In 1956 vertrekt hij naar Nederland en volgt aan de Kunstnijverheidsschool, later de Rietveld Academie, een opleiding tot reclametekenen op aandringen van zijn vader. Die zei: ‘Daar kan je tenminste geld mee verdienen’.
Khing houdt het daar niet langer dan twee maanden uit. Reclame is niets voor hem. Het is dan inmiddels twee jaar nadat mijn grootvader Bandung heeft verlaten en doceert aan de kunstacademie Artibus in Utrecht. Ongetwijfeld zullen hun wegen elkaar wel eens gekruist hebben maar dat kan Khing zich niet meer herinneren.
Kijk voor meer informatie over Thé Tjong-Khing op: Welkom – Thé Tjong-Khing (thetjongkhing.nl)
Monique Soesman, 2024