Nieuwsbrieven
Nieuwsbrief nr. 10, juni 2021
Verslag Webinar CIHC – 29 mei 2021
‘Chinezen tijdens de Tweede Wereldoorlog in Indonesië en Nederland’
Door de coronapandemie kon de geplande Publieksdag geen doorgang vinden, waarvoor deze webinar in de plaats is gekomen. Reikhalzend werd door velen uitgekeken naar deze eerste webinar, waar, ondanks het eerste prachtige weer na een lange donkere periode, meer dan 180 mensen vanuit verschillende continenten aan deelnamen.
De middag begon met een diavoorstelling van publieke activiteiten van het CIHC door de jaren heen. Hierna werd de middag geopend door Lina Sidarto, lid van het CIHC-team. Zij gaf een overzicht van de geschiedenis en de activiteiten van de tien jaar dat het CIHC bestaat. Opgericht door Patricia Tjiook-Liem werd het CIHC aanvankelijk een onderdeel van het KITLV, wat een belangrijke bestaansbasis verzekerde met toegang tot archieven en samenwerking met wetenschappers. Heden is het CIHC zelfstandig en zijn wij partner van het KITLV. Activiteiten bestonden in de loop der jaren onder andere uit Publieksdagen elke twee jaar; medewerking aan een 600 pagina’s dik Wacana themanummer over ‘Chinese Indonesians in historical perspective’; uitgave van het boek ‘Een foto vertelt’; een vernieuwde website (www.cihc.nl ) en heden wordt een boek voorbereid over de geschiedenis van de Chinezen uit Indonesië in Nederland.
Als eerste sprak Patricia Tjiook-Liem, voorzitter en oprichter van het CIHC, over ‘Chinezen tijdens de Japanse bezetting’, 1942-1945.
De bezettingsperiode werd door de verschillende bevolkingsgroepen in Nederlands-Indië verschillend beleefd. Voor de Chinese bevolkingsgroep betekende deze periode niet alleen angst voor de bezetter en het geweld. Er was internering voor diegenen die geassocieerd werden met de vijand: de Nederlanders en de geallieerden, het leven veranderde door de nieuwe maatregelen van de Japanners. De Chinese pers en Chinese organisaties werden verboden, er werd slechts één krant en één Chinese organisatie getolereerd, onder Japanse controle. Zware heffingen, afpersingen, gedwongen donaties en bijdragen die moesten worden gepresenteerd als giften, confiscatie van bedrijven en het in beslag nemen van bezit op allerlei niveaus en in verschillende sectoren, ten bate van het Japanse leger en de Japanse oorlogsindustrie, trokken een zware wissel. Het antiwesterse beleid betekende dat de Nederlandse taal werd verboden, dat scholen werden gesloten en westerse cultuuruitingen niet werden toegestaan. De Indonesische scholen konden de toestroom van leerlingen niet aan, waarna Chinezen toestemming kregen zelf voor het onderwijs te zorgen. Wel onder voorwaarden en met buigen voor de Japanse vlag en het leren van het Japanse volkslied. Tijdens de Japanse bezetting vond daardoor onder peranakans een heroriëntatie, door sommigen resinificatie genoemd, plaats op de Chinese taal en cultuur.
Velen hadden het zwaar onder de Japanse repressie, het leven moest doorgaan met een afwezige bestaanszekerheid en met vrees voor geweld.
Daarna sprak Henk Schulte Nordholt, em. hoogleraar Indonesische Geschiedenis, KITLV en Universiteit Leiden, over ‘Oude grieven, verse woede’, over het einde van de Japanse bezetting en mogelijke wortels daarin voor de Bersiap-tijd.
De Japanse verovering van Azië vond eigenlijk in slechts drie maanden (dec 41-maart 42) plaats. Daarmee verdween de Europese kolonisatie, ook de Nederlandse in Indonesië en kreeg het Indonesische bestuur meer ruimte. Gedurende de Japanse bezetting was er crisis in de Chinese gemeenschap: er was onder peranakans veel leed door (culturele) onderdrukking en schade door confiscaties, afpersingen en het verlies van oa Europese handelsconnecties.
De Japanners probeerden controle te krijgen over de bevolking, drie achtereenvolgende methoden mislukten. Tenslotte na drie jaar lukte het de Japanners door een totale mobilisatie via inheems bestuur en dorpsleiders. Daarmee drong Japan door tot in alle lagen van de bevolking met een nieuwe geest (“actie” en “vrijheid”) door training, discipline en vechten tegen het westen. Hiermee werden 2,1 miljoen jongeren in jeugdorganisaties en gewapende milities gemobiliseerd.
Veelal armen op Java, werden door Japanners gedwongen tot keiharde dwangarbeid in mijnen en spoorwegen, waaraan velen bezweken. Ook werden dorpen door de Japanners gedwongen tot 70% van hun oogst af te staan. De schuld hiervan kregen de Chinese rijstpellerijen, omdat de rijst daar moest worden ingeleverd. Mede door enorme corruptie, prijsstijgingen en een misoogst ontstond in 1945 hongersnood waarbij 2,5 miljoen slachtoffers, vnl Javanen vielen.
Na het einde van de Japanse bezetting heerste nog steeds hongersnood, centraal gezag was afwezig (Japan was weg, Engeland en Nederland waren er nog niet) en er was maatschappelijke en bestuurlijke wanorde. Woede en wraak werden in korte tijd gemobiliseerd onder gemotiveerde, getrainde en gewapende jongeren. Deze richtten zich in een golf van geweld op machteloze slachtoffers: Chinezen (die de schuld kregen van de rijstconfiscaties) en (Indo-)Europeanen. 10.000 Chinezen en ongeveer 6000 (geen 30.000) Indo-Europeanen werden vermoord.
Gedurende de Indonesische Revolutie 1945-’49 vond een belangrijke economische wisseling van de wacht plaats: peranakan ondernemers werden vervangen door totok handelaren, die over grotere Zuid-Aziatische netwerken beschikten en grotere risico’s durfden te nemen. Zij zorgden, ondanks de Nederlandse blokkade, voor export (suiker, koffie) en import (wapens, medicijnen). Het waren de Chinezen die daarmee de benarde republiek in leven hielden. In David van Reybrouck’s ‘Revolusi’ spelen Chinezen hierin echter geen enkele rol, een grote omissie.
In de pauze werd de film vertoond ‘Incasseren en trotseren’ van Onnie Tjia, lid CIHC team. De film werd eerder vertoond tijdens de publieksdag in 2018.
Aanleiding voor het maken van de film was de grote hoeveelheid gedigitaliseerd beeldmateriaal die mevrouw Hie Nio Bouter-Thouw van en over haar familie had en beschikbaar stelde aan het CIHC. Samen met haar enthousiaste inbreng werden bijzondere momenten en karakteristieke beelden geselecteerd, wat leidde tot een indrukwekkende filmrapportage.
De beelden worden in tekst door mevrouw Bouter zelf (de ‘ik’ persoon in de film) toegelicht: over haar jeugd in Bandung, haar voorouders en de fotozaak van haar vader. Hartverscheurend zijn de ervaringen van haar vader tijdens de Indische Ambulance Missie naar China van 1937, de Japanse bezetting en de periode daarna.
De film bevat een aantal unieke historische opnamen van de Asia Africa conferentie in Bandung, gemaakt door mevrouw Bouter’s vader die persfotograaf was. Hopelijk wordt deze boeiende film te zijner tijd nogmaals vertoond.
Vervolgd werd met de lezing vanuit Indonesië van Melita Tarisa, onafhankelijk onderzoeker te Jakarta: ‘Activisme van een kleine groep Chinese studenten uit Indonesië in Nederland in 1930-1940’.
Haar lezing is de neerslag van een onderzoeksproject tijdens haar stage aan het KITLV onder leiding van Tom Hoogervorst, waarbij zij zich concentreert op een racistisch gedicht ‘Het Gele Gevaar’ in een Indologenblad in 1935 en de reacties hierop.
Er bestond het beeld dat Chinese studenten een apolitieke neutraal groep waren. Aan de reacties van de sommigen Chinezen blijkt dat ze gepassioneerd en zeer politiek bewust waren. Hoe gingen deze studenten om met racistische opmerkingen en hoe waren ze georganiseerd?
Eind 19e eeuw verschenen de eerste Chinese studenten in Nederland. In 1911 werd de Chung Hwa Hui (CHH) opgericht, een gezelligheidsvereniging voor Chinese studenten uit Indonesië. In de jaren dertig bevonden zich enkele honderden Chinese studenten in Nederland, zeker in Leiden. Het betrof een heterogene groep met diverse meningen, er gebeurde veel in korte tijd, in Europa, in Indonesië, in China, in de wereldeconomie en in Nederland. In 1932 werd de Sarekat Peranakan Tionghoa Indonesia (SPTI) opgericht, die o.a samenwerking met Indonesische nationalisten en steunacties voor China nastreefde. Dit ging gepaard met heftige discussies in de Chinese studentengroep. De verdeeldheid onder deze groep werd geïllustreerd met de reacties op het racistische, als satire bedoelde, anonieme gedicht ‘Het Gele Gevaar’. De CHH publiceerde een intern protestartikel, maar de SPTI maakte het groter door openbare bijeenkomsten, een rechtszaak en het steun zoeken bij andere organisaties. Dit vond de CHH te ver gaan. De Chinese gemeenschap was verdeeld, door de politieke verschillen was de sfeer ongemakkelijk geworden. De Chinese studenten uit Indonesië in Nederland leefden in een complexe wereld met verschillen in hun betrokkenheid en met verschillen in hun identiteit, die Chinees, Indonesisch en soms Nederlands kon zijn.
Het beeld van de Chinezen uit Indonesië in Nederland als een apolitieke, neutrale groep kan na deze studie worden bijgesteld.
Als laatste sprak Yap Kioe Bing, secretaris CIHC en auteur van het boek ‘Mijn vader uit Semarang’, over ‘Chinezen uit Nederlands-Indië in Nederland tijdens de Duitse bezetting 1940-1945’, neutraal of soms betrokken bij het verzet?
Verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog kon verschillende vormen hebben, van gewapende strijd tot het rondbrengen van illegale krantjes. Over verzet door Chinezen in Nederland is nagenoeg niets geschreven. Zo schreef de secretaris der curatoren van de Universiteit Leiden: ”Chinezen hielden zich, overeenkomstig hun aard, in het algemeen neutraal.” De Indonesische studenten hadden een gezamenlijk politiek doel, onafhankelijkheid; ze waren georganiseerd in de antikoloniale, antifascistische Perhimpoenan Indonesia (P.I.). Chinese studenten waren verenigd in de Chung Hwa Hui. Dit was geen politieke vereniging maar er vonden intern wel veel politieke discussies plaats. De linker vleugel zat dicht bij de ideeën van de P.I.
Kioe Bing deed onderzoek in de kenniskring van zijn vader uit Leiden en systematisch in verschillende archieven. Daaruit volgden verhalen over een kleine twintig personen. Het waren persoonlijke verhalen met activiteiten voor illegale kranten, hulp bij het onderduiken, het namaken van Duitse stempels en het uitschrijven van valse medische attesten.
Vermeldenswaard is een schriftelijke reactie van Go Lam Djoen op een generaliserende anti-Chinese opmerking (“corruptie, het oude Chinese liedje”) in het illegale Parool. Het verzet kende dus ook vooroordelen.
Uit deze twintig individuele verhalen kan als voorlopige conclusie gedestilleerd worden dat er ook Chinezen uit Indonesië betrokken waren bij het verzet. Zij waren niet als groep georganiseerd, maar vaak als individu betrokken geraakt bij het verzet. Chinezen verschilden waarschijnlijk niet veel andere groepen als het over betrokkenheid bij het verzet gaat.
Deze technisch en organisatorisch perfect verlopen eerste webinar is geheel te danken aan het minutieuze voorbereidende en begeleidende werk van Maya Liem, Wiwi Tjiook, Onnie Tjia, Mariska Snijdewind en Ing Tjwan Oei.
Alle sprekers en medewerkers worden hartelijk bedankt.
Dit smaakt naar meer…
Juni 2021