Foto met Verhaal



38 – Denkend aan Ataka

Afbeelding 1: C.B.V.O. identiteitsbewijs S.L. Liem

Denkend aan Ataka, zie ik een oneindige zandwoestijn die zich golvend van de Golf van Suez naar het westen uitstrekt met daar ergens een berg aan de horizon. Voor veel gerepatrieerden die van eind 1945 tot begin 1947 met de boot het ontredderde Nederlands-Indië moesten ontvluchten vormde Ataka een welkome onderbreking van de vermoeiende bootreis. Een reis die voor de meesten met veel spanning was begonnen en naar een veelal onbekende bestemming zou leiden, met de vraag wat ons in het verre Nederland allemaal te wachten stond.

Wie nu probeert Ataka op een kaart terug te vinden zal vergeefs zoeken. Wat we weten is dat er een berg Djebel Ataka bestaat en ergens aan de voet daarvan zou Ataka hebben moeten bestaan. Maar Ataka bestaat eigenlijk alleen maar in de herinnering van de bootreizigers van toen. In mijn herinnering was het een groot kamp maar misschien bestond het slechts uit een grote loods. In ieder geval was het voor een jongen van tien die na een lange reis van een boot stapt iets heel groots en spannend. Alleen al de tocht ernaartoe met een treintje dwars door de woestijn was een hele belevenis. Na de rit werden we verwelkomd door vrolijk lachende mensen, mannen en vrouwen, sommigen in uniform. Ontvangen worden door lachende mensen in uniform kon ik mij al lang niet meer voorstellen sinds de invasie van de Japanners op Java in 1942.

Bij het naderen van de met vlaggen versierde loods viel meteen op dat er muziek klonk. Een orkestje speelde populaire muziek uit de jaren dertig en veertig, dat werkte erg aanstekelijk en er werd door sommigen dan ook meteen gedanst in die loods in de woestijn. Nu noemen we dat ‘swing’ en volgens de volwassenen onder ons was het vooroorlogse dansmuziek, je werd er vrolijk van en ja, ik word er zeventig jaar later nog steeds vrolijk van als ik deze nostalgische muziek hoor.
Binnen in de loods was er van alles te krijgen, eten en drinken volop, maar we moesten in lange rijen langs tafels en hokjes waar we allerlei spullen kregen maar vooral kleren moesten passen en daarna in een plunjezak stoppen en deze meteen meenemen. Het viel op dat het aangeboden assortiment overwegend uit groene kleding bestond. Alles bij elkaar was het een vrolijke bedoening daar in die loods. Het leek wel op een pasar malam, alleen de geluiden, geuren en spullen waren heel anders! Ook moest ik nog samen met een heleboel anderen doorgelicht worden. In een hokje van het Rode Kruis moest je voor een groot röntgenapparaat gaan staan en werden je longen bekeken. Dat was om tuberculose op te sporen, want veel mensen waren in de oorlog ondervoed geraakt en dan liep je kans die ziekte op te lopen. Gelukkig had ik geen tbc.

Met de kennis van nu weten we dat de haven waar onze boot, de m.s. Klipfontein, aan het begin van het Suezkanaal aanmeerde, de haven van Adabiya is. Een tijdens de Tweede Wereldoorlog door de geallieerden kunstmatig aangelegde haven om oorlogsmaterieel te kunnen aanvoeren voor de woestijnoorlog tegen het Duitse leger onder generaal Rommel. Het treintje zal een kilometer of 10 het binnenland in zijn gereden en eindigde in een kampement dat tijdens de oorlog voor de geallieerden was aangelegd en nu gebruikt werd om de gerepatrieerden te kunnen ontvangen en te voorzien van kleding en schoeisel voor het nieuwe vaderland. De meesten waren berooid en bezaten slechts weinig bagage toen ze de boot opstapten te Tandjong Priok.
Aanvankelijk leek het overbodige ballast in mijn ogen: al die dikke kleren daar in de woestijn. Wij waren immers gewend de hele dag alleen in een broek en hemd en op blote voeten rond te lopen. Later heb ik er vaak aan moeten denken terwijl ik in een veel te grote jas liep te koukleumen, al lopend onderweg van ons pension aan de Laan van Nieuw Oost-Indië, hoe toepasselijk, langs het Haagse Bosch naar de overbruggingsschool in de Weissenbruchstraat. Achteraf waren we er wat blij mee in die winter van ’46-’47, want dat was in mijn herinnering een strenge, ijzige winter met dicht gevroren sloten en plassen.

38-foto-2

Afbeelding 2: Kledinglijst van S.L. Liem

Het speciale identiteitsbewijs van het Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers (C.B.V.O.) werd voor onze familie op 14 juli 1946 bij vertrek uit Batavia uitgereikt. Hierin werd alles genoteerd wat wij aan goederen van het C.B.V.O. tot aan februari 1947 hadden ontvangen. ‘Volledig gekleed’ stond er in mijn pasje na het bezoek aan Ataka en dit bleek als een voorschot ter waarde van 35 gulden geboekt te zijn. Ook mijn zusje van twee jaar werd volledig gekleed. Verder bleken er tussen juli `46 en februari `47 nog 6 uitkeringen genoteerd te staan van in totaal 100 gulden voor de volwassenen en 65 gulden voor de minderjarigen. In het pasje van mijn moeder en vader bleek de waarde van de Ataka-garderobe 50 gulden. Saillant detail is dat deze voorschotten later weer werden teruggevorderd. Later heb ik gelezen dat er veel hulpgoederen waren geschonken door de Verenigde Staten, ingezameld door het Rode Kruis maar ook speciaal ingekocht door de Nederlandse Staat uit de voorraden overtollig geworden legergoederen. Het kamp Ataka heeft tot januari 1947 dienst gedaan, later werd de kleding aan boord van de schepen te Port Said of tijdens de tocht door het Suezkanaal verstrekt. Wat er verder van Ataka is geworden weet ik niet, waarschijnlijk is het weer als een zandheuvel in de woestijn geëindigd.

Boelli S.L.Liem, Juni 2016

 

Bronnen:

  • Literatuur over Ataka en wetenswaardigheden hierover zijn schaars.
    Er is een gedenkboekje met foto`s getiteld ‘Koers West’ van de Repatriëringsdienst Indië, uitgave Boom-Ruygrok te Haarlem.
  • Ook Rudy Kousbroek beschrijft in zijn boek ‘Het Oostindisch Kampsyndroom’ in het hoofdstuk ‘De grote verkleedpartij’ de kledinguitreiking te Ataka.
  • Op internet zijn een paar websites met informatie over Ataka uit die tijd te vinden. Absoluut een bezoek waard is de fotocollectie van Willem van de Poll – Repatrianten 1946 (Google zoekterm).
  • Ook op de website van de Java Post (javapost.nl) zijn verhalen en foto`s over deze episode uit de Indische geschiedenis te vinden.